Onkruid

Geschreven door Mischa

In onze keuken pruttelt een vers voorjaarssoepje met brandnetel op een zacht vuurtje en op de eettafel prijkt een vaas met schandalig vrolijke tulpen in alle kleuren van de regenboog. Het is een onverwacht rustig weekend en ik voel dat dit het juiste moment is om weer eens een blogje te schrijven om wat gemijmer over natuur en aanverwante zaken met jullie te delen.

Elk jaar wanneer de lente zijn intrede doet, trekt het Verenigde Leger der Hollandse Tuinders er weer op uit om het welig tierende onkruid met alle tot hun beschikking staande middelen te bestrijden. Gisteren werkte ik zelf ook in de tuin, en trok dienstplichtig alle dappere sprietjes gras, zevenblad, en kleefkruid tussen de lavendelstruiken vandaan. Ik voelde daar niet per se gewetensbezwaren bij, maar kijk sinds een aantal jaar wel anders naar het nut en de noodzaak van die activiteit. Met ‘die activiteit’ bedoel ik dan onkruid wieden in het algemeen. Want, is onkruid niet ook nuttig? Het feit dat het spontaan ergens de kop op steekt en hardnekkig blijft volhouden is toch eigenlijk het ultieme bewijs dat een plant op die plek thuis hoort? En bovendien, als we dat zevenblad er dan eenmaal met bloed, zweet en tranen hebben uitgespit: wat hebben we nu eigenlijk in godsnaam aan kale aarde? De natuur verafschuwt een vacuüm. De vraag die daarom tegenwoordig steeds vaker wordt gesteld is of onkruid überhaupt wel bestaat. En terecht, want het is natuurlijk maar een arbitraire scheidslijn die de mens trekt, puur op basis van wat wij wel/niet gewenst vinden op een bepaalde plek. Je zou dat dictatoriaal kunnen noemen.

Tot nu toe niets nieuws onder de horizon: het pleidooi voor een herwaardering voor onkruid wordt steeds vaker gevoerd. Veel onkruid kun je eten, en anders kun je het ongetwijfeld voor vezels, medicijnen, cosmetica, kleurstof, bouwmateriaal of brandstof gebruiken. Dat geluid wordt niet alleen maar verkondigd door voedselbos-enthousiastelingen zoals ikzelf, maar komt nu ook uit hoeken waarvan je het niet zou verwachten. Inmiddels wordt zelfs in de reclames van de Hornbach (ja, de Hornbach nota bene!) opgeroepen om de natuur in de achtertuin de vrije loop te laten en ‘ermee samen te werken’. Die oproep klinkt mij bijna sarcastisch in de oren, gesproken door een partij die normaliter juist zo sterk inspeelt op onze diepgewortelde behoefte aan maakbaarheid. Ik associeer de Hornbach toch vooral met getatoeëerde bebaarde mannen die al yaya-jippiejippieyee’end hun gazon strak maaien en geëmotioneerd van trots staren naar een vers gebeitste tuinschuur. Maar goed, laten we hun voortschrijdend inzicht vooral toejuichen.

En toch wringt er voor mijn gevoel iets in de breed gedeelde opvatting dat de wilde natuur een lang verloren vriend is die we vanaf nu weer enorm waarderen en waarmee simpelweg een hele prettige samenwerking in het verschiet ligt. Het is niet voor niets zo dat tuinmannen en – vrouwen als sinds mensenheugenis krom groeien in een poging hun geliefde planten te redden van de wrede verstikkingsdood in een zee van onkruid. Begrijp me niet verkeerd: ik ben ook helemaal voor een herwaardering van onkruid, of liever ‘wilde natuur’ in de tuin. Als je het een beetje leert kennen zul je inzien dat het best heel mooi en nuttig kan zijn. Bovendien is het van onschatbare waarde voor de biodiversiteit en veerkracht van je tuin. Ik wil alleen maar zeggen: het partnerschap met onkruid is zo makkelijk nog niet, want wanneer je het een vinger geeft, neemt het soms de hele hand.

Aan de andere kant van het spectrum staan de onkruidhaters. Een bonte coalitie van fanatieke beroepsschoffelaars, boeren, kunstgras- en grindtegelliefhebbers en rechtlijnige ecologen die gedisciplineerd vasthouden aan inheemse natuur. Die laatste groep heeft vooral een diepgevoelde haat tegen zogenaamde invasieve exoten die onze eigen kwetsbare natuur onder druk zetten. En daar hebben ze natuurlijk ook wel een punt. De reuzenbereklauw is een snel uitzaaiend Aziatisch overwaaisel waar je je tengels goed aan kunt branden. Letterlijk, weet ik uit eigen ervaring. Ook weet iedereen die wel eens een woud van Japanse Duizendknoop tegen is gekomen, dat ‘invasief’ precies het juiste woord is om het gedrag van die plant te beschrijven. Zelfs in de dichtste grasmatten schiet het nog wortel, om zich vervolgens nooit meer te laten uitroeien. Ze worden het vurigst bestreden door natuurbeheerders, op de voet gevolgd door bezorgde particulieren die hun geliefde hortensia’s koste wat kost willen beschermen tegen de Japanse dreiging. De schoffel schiet hier hopeloos te kort. Het is menens en het wapentuig wordt daartoe opgeschaald en uitgebreid. Naast het volledig afgraven en vervangen van de (tuin)aarde, behoren vuur, gif en stroomschokken inmiddels tot het standaard arsenaal om deze woeste vijand mee te bedwingen. Over het feit dat er waanzinnige hoeveelheden bijen, zweefvliegen en andere insecten afkomen op deze indrukwekkende bloeiers, hoor je bijna niemand.

Valt het je op hoeveel oorlogstaal ik gebruik in dit relaas over onkruid? De manier waarop we met ongewenste planten omgaan om ze tot onze wil te dwingen heeft dan ook iets zeer agressiefs. Niet alleen de invasieve exoten, maar ook ons eigen ‘inheemse’ onkruid zoals paardenbloem, distel, zevenblad en brandnetel moet in de volksmond worden bestreden, uitgeroeid, kapot gespoten, plat gemaaid, enzovoorts. Dat begint mij steeds meer op te vallen en ook steeds meer tegen te staan. Vooral het gemak waarmee we naar het gif grijpen. Die reflex is inmiddels bij boeren en buitenmensen zo ingesleten dat ik moet lullen als Brugman om daar ook maar een centimeter onderhandelingsruimte in te krijgen. Ik zelf weiger als tuinman en voedselbosboer pertinent om gif te gebruiken, omdat ik weet hoeveel nevenschade het oplevert, dat het op de lange termijn zinloos is en zelfs averechts werkt omdat je de bodem (in biologische en chemische zin) ontregelt. Rara wat voor soort planten daar nu het meest van profiteren? Hint, het is niet de plant die jij daar graag wil laten groeien.. Dit mondt vaak uit in een vicieuze cirkel: overal waar de mens de bodem geweld aan doet en ontregelt, steekt onkruid de kop op. Dat lokt vervolgens nog agressiever optreden aan onze kant uit. Onkruid fungeert dus niet voor niets als indicatorplant: het confronteert ons keer op keer met ons eigen wanbeleid.

Wat is nu de uitweg uit deze voortslepende guerrilla-oorlog? Enerzijds kunnen we het onkruid niet volledig uitroeien, althans niet zonder zoveel nevenschade aan te richten dat de natuur zonder ons ingrijpen beter af was geweest. Woekerend onkruid kan aan de andere kant ook wel echt een bedreiging zijn voor biodiverse tuinen en bepaalde natuurtypen. Je onkruid opeten is natuurlijk ook een leuke suggestie, maar vooralsnog is er nog niet zo’n gigantische vraag naar zevenbladpesto. Volgens mij is er veel meer voldoening en eer te behalen aan het natuurbeheer wanneer je de strijd met het onkruid aangaat in de vorm van een sportieve competitie. Het vernietigen van het onkruid is hier nooit het doel, maar wel het grondig leren kennen van je tegenstander en het trainen van je eigen vermogen om daarop in te spelen. Het daagt je uit om een oprechte verbinding aan te gaan met de natuur en er een volwaardig onderdeel van te worden. Op deze manier vervagen de (door ons ingebeelde) scheidslijnen tussen natuur en cultuur.

Laat ik een voorbeeld geven in de context van de gemiddelde Nederlandse achtertuin. De schrik van iedereen met delicate vaste beplanting in de kruidlaag is het haast onuitputtelijke zevenblad (Aegopodium podagraria). Maar waarin schuilt nu de kracht van het zevenblad? Het groeit snel vanuit een uitgebreid oppervlakkig wortelnetwerk waarin veel energie zit opgeslagen. Zelfs in de halfschaduw schiet het zevenblad vanaf maart al in rap tempo de grond uit. Uit elk klein stukje wortel kan weer een nieuw plantje groeien, dus spitten en schoffelen werkt meestal alleen maar averechts. Omdat het plantje zo snel herstelt na het wieden kan de gemiddelde tuinman/vrouw als snel ontmoedigd raken. Tegen de tijd dat je klaar bent met wieden is het al bijna weer aangegroeid. Toch is het niet onoverwinnelijk. Het kost de wortels namelijk wel degelijk energie om te herstellen na het wieden. Als je dus consequent zevenblad blijft plukken (of maaien) zodra het de kop opsteekt, zul je het uitputten, omdat het geen fotosynthese meer kan doen. Als je tuin al wordt gedomineerd door zevenblad kost dit echter zoveel energie en toewijding dat de meeste tuinders deze slag zullen verliezen. Daarom is het aan te raden om in je strategie meerdere maatregelen te combineren. Bijvoorbeeld door gelijk na het wieden een bodembedekkende ‘mulchlaag’ aan te brengen die het zonlicht wegneemt voor het herstellende zevenblad. Ook dit is geen permanente oplossing, maar het geeft je wel een voordeel in de wedstrijd. Een cruciale vervolgstap is het inschakelen van medestanders waarvan je weet dat ze opgewassen zijn tegen het zevenblad. Met andere woorden: leer ook je bondgenoten goed kennen en benut hun talenten optimaal. Zo is bijvoorbeeld bekend dat Geranium Macrorrhizum, maar ook herfstanemoon en Helleboris de competitie met zevenblad goed aankunnen, omdat ze net iets hoger worden. Als je deze op de juiste afstand van elkaar plant dan zetten ze de boel voldoende dicht zodat ze het meeste licht voor zichzelf opeisen. Het zevenblad komt er her en der wel tussendoor, maar zal het met de restjes zonlicht moeten stellen. Last-but-not-least: vergeet ook niet onkruid te koesteren dat geen / minder verdrukkend effect heeft op jouw vaste beplanting. Zo kan bijvoorbeeld ereprijs, klaver, dovenetel of speenkruid best een mooie bodembedekker zijn die het zevenblad op afstand houdt. Wanneer je dat eruit schoffelt, creëer je dus weer meer gelegenheid voor zevenblad om zich te vestigen. Het is allemaal een kwestie van competitie voor zonlicht en voedingsstoffen.

Dit is natuurlijk maar een voorbeeld en het verschilt per tuin welke strategie het beste zal werken, maar het principe blijft gelijk. Je bindt de strijd aan door de omstandigheden gunstiger te maken voor andere (gewenste) planten in onderlinge competitie. Met bovenstaande maatregelen krijg je het zevenblad waarschijnlijk nooit helemaal weg, maar je hebt het wel meer onder controle. Door toewijding en toenemende kennis van de juiste ingrijpmomenten en plantenbondgenoten zal het met de jaren ook steeds makkelijker worden om die controle te behouden. Dit principe geldt in principe voor al het onkruid. Zelfs de gevreesde Japanse Duizendknoop is niet onoverwinnelijk en kan met een uitputtingsstrategie worden getemd. Toegegeven, hier is wel een wat rigoureuzere aanpak nodig dan voor het zevenblad, maar laat je niet verleiden tot de nucleaire optie. Make peace, not war.

Deel deze blogpost:

Share on facebook
Facebook
Share on twitter
Twitter
Share on linkedin
LinkedIn